Sargasso, 10-12-2018
Door Hans Overduin, historicus in: Sargasso.nl
In mijn column van 3 september j.l. (“De cultuur van de elite en de cultuur van hetvolk”) had ik het over de tweedeling binnen culturen zoals die met name na de
Middeleeuwen zichtbaar werd. Zo stelde de Amerikaans antropoloog enethnolinguist Robert Redfield (1897-1958) in de jaren dertig een dualistisch modelvoor waarbij hij onderscheid maakte tussen de ‘great tradition’ van de meerintellectuelen en geletterden, de bovenlaag van de bevolking, en de ‘little tradition’van de overigen. Tegenwoordig spreekt men van ‘elitecultuur’ en ‘volkscultuur’ ofeen aantal varianten zoals ‘high brow and low brow culture’ die in feite op hetzelfdeneerkomen. Deze indeling is in feite te simplistisch – ze negeert de wisselwerkingtussen beide en het feit dat er veelal sprake is van een glijdende schaal – maar welhelder.
Op het begrip ‘cultuur’ ben ik toen verder niet ingegaan. Er bestaan talloze definitiesvan cultuur die in de regel afhankelijk zijn van de discipline waarbinnen de termwordt gehanteerd: de geschiedeniswetenschappen, de antropologie, de sociologie enzo voort. De meest abstracte wijze om ‘cultuur’ te definiëren is om het simpelweg teplaatsen naast ‘natuur’: het verwijst dan naar menselijke activiteit en de symbolendie deze activiteit betekenis geven. In “Interculturele communicatie” (1990) geeftPinto de volgende (sociologische) definitie van cultuur:
“Een evoluerend systeem van generatie op generatie doorgegeven regels waaraaneen groep mensen (die zich lid voelen van deze groep) – vaak onbewust –gehoorzaamt, dat bovendien referentiekader is van en voor het gedrag en dat de kijkop de wereld bepaalt.”
Prof. dr. David Pinto is emeritus buitengewoon hoogleraar van de Universiteit vanAmsterdam, faculteit politieke en sociaal-culturele wetenschappen. Hij werdgeboren in een Joods-Portugese familie in Midelt, een dorpje in het Atlasgebergte inMarokko. In de 1960er jaren emigreerde de familie Pinto naar Israël, waar hij zijnlatere Nederlandse echtgenote leerde kennen waarmee hij in 1967 naar Nederlandkwam. Na zijn studie MO Frans studeerde Pinto vanaf 1972 Semitistiek (Talen enCulturen van het Nabije Oosten) aan de Rijksuniversiteit in Groningen waar hij in1976 afstudeerde. In 1982 richtte hij het ICI (Intercultureel Instituut) op, een bedrijfdat cursussen, workshops, trainingen en scholing verzorgt op het gebied van‘interculturele communicatie’: diversiteit, communicatie, conflictbeheersing en(intercultureel) management. In 1993 promoveerde Pinto aan de RijksuniversiteitGroningen op het onderwerp ‘Onderwijs over cultuurverschillen’.
David Pinto richt zich op interculturele communicatie. Wat doet hij dan in een blogover volkscultuur?
STRUCTURENTHEORIE EN BEHOEFTENPYRAMIDE
Pinto heeft een nieuwe theorie, de Structurentheorie ontwikkelt waarmee culturenhelder te analyseren en te begrijpen zijn. Het gaat hierbij in eerste instantie omculturen die verbonden zijn met onderscheiden volkeren, maar kan ook uitstekendtoegepast worden op cultuurverschillen binnen één volk, zoals bij de tweedelingelitecultuur en volkscultuur. Van beide geef ik straks een voorbeeld.
De Structurentheorie bestaat hierin dat Pinto culturen verdeelt in G-structuur en F-structuur(van regels en codes), waarbij ‘G’ staat voor ‘grofmazig’ en ‘F’ voor
‘fijnmazig’. Dit slaat op de mate waarin culturen sociologisch bezien georganiseerdzijn. Kernwoorden hierbij zijn individualisme en collectivisme. In het westen,pakweg dat gedeelte van de wereld dat men vroeger de “eerste wereld’ noemde, issprake van G-structuren (van regels en codes) waarbij sprake is van een ruimer,losser en globaler sociaal stelsel van regels en codes, gericht op het individu. In hetgedeelte van de wereld dat vroeger bekend stond als de ‘derde wereld’ is sprake vanF-structuren, waarbij sprake is van een gedetailleerde en strakke structuur vanomgangscodes en communicatieregels gericht op de familie of clan. Omdat de G- enF-structuren uitersten zijn heeft Pinto later de voor de hand liggende M- (Mixt)structuur toegevoegd. Voorbeelden hier van zijn autochtone culturen die voorkomenin landen als Oost-Europa, Griekenland en de landen van Zuid- en MiddenAmerika. In Balkan, waarover A. den Doolaard in 1932 een reisverhaal publiceerdeonder de titel “De wilden van Europa”, woonden, zeker tot zo’n vijftig jaar geleden,F-culturen.
De structurentheorie is geen dualistische model zoals dat van antropoloog enetnolinguïst Robert Redfield e.a. De schaal F en G is een continuüm tot hetoneindige waarin plaats is voor verschillen op macro-, meso- en micro niveau, dusook tussen individuen binnen de F en de G uitersten, zie de figuur hieronder.
De structurentheorie in beeld: segment en individu daarbinnen
Toelichting: personen a, b, c, etc… kunnen tot het segment F behoren, toch zijn zijverschillend. Hetzelfde geldt voor de andere segmenten.
Let wel: Bij ‘Individu’ dient men dus een aantal puntjes erbij te denken,gelijk aan het aantal aardbewoners (bijna 7 miljard).
Men dient volgens Pinto te beseffen dat er sprake is van een glijdende schaal. Pinto’stheorie beoogt ook geen cultuurtypologie te zijn en zeker geen etikettering, maar eenpraktische beschrijving van de onderliggende structuren in een bepaalde cultuur.Door het blootleggen van de onderliggende structuren kan men de achtergrond vancultuurverschillen beter begrijpen en verklaren. Pinto’s theorie is in de eerste plaatshorizontaal (geografisch) bedoeld, maar kan mijn inziens ook verticaal (historisch)gehanteerd worden waarbij culturen opschuiven van het F- naar het G-spectrum.
NADER BEKEKEN
Bij G-culturen staat het onafhankelijke individu voorop. Dit brengt enerzijds een
grote persoonlijke vrijheid met zich mee, maar de andere kant van de medaille zijngrote persoonlijke verantwoordelijkheden. Kinderen worden met zorg opgevoedwaarin het normen, waarden en grenzen krijgt opgelegd zodat het zich laterprobleemloos door de maatschappij kan bewegen. Er wordt een beroep gedaan op derationaliteit (gezond verstand) van het kind. Er is veel vrijheid in de communicatiemet anderen waarbij sprake is van een zekere afstandelijkheid en zakelijkheid. Demens beschermt zijn individuele ruimte: afspraken graag tijdig van tevorenaankondigen.
Binnen de antropologie is het een gewoonte de groei van volkeren c.q. culturen tevergelijken met de groeifasen van een mens. Bij G-culturen bevindt de mens zichderhalve in een puberteits- dan wel adolescentiefase of op z’n laatst een vroegevolwassenheid. Echt volwassen culturen heb ik nog niet kunnen ontdekken, maardat komt ook omdat culturen nu eenmaal niet homogeen ‘G’ of ‘F’ zijn.
Bij F-culturen staat het collectief voorop: de familie of desnoods de clan. Hierbuitenhoudt de solidariteit meestal vrij abrupt op, ook al behoort men tot hetzelfde volk.De mens bestaat niet zozeer als individu maar als deel van een groep waardoorverantwoordelijkheden met die groep gedeeld worden. De groep vormt een bolwerkvan veiligheid tegen de per definitie boze buitenwereld. Binnen de groep is weinigprivacy, vrijheden en veel sociale controle, vooral van mannen over vrouwen enouderen over jongeren. Voor de meeste zaken bestaan sociale regels en gewoonten.Trouw aan de groep met de nodige verplichtingen aan de groep is vanzelfsprekend. Elk lid is verantwoordelijk voor het imago van de groep naar buiten toe;kernwoorden hierbij zijn respect, aanzien en eer. Het ergste wat een groepslid kanbewerkstelligen is het aanzien van de groep beschadigen. Het maakt in feite niet zoveel uit wat een groepslid uitvreet, zolang het maar binnenkamers blijft.
Lichamelijkheid is belangrijk: de vrouw dient tot het huwelijk haar maagdelijkheidte bewaren en anderzijds worden er veel lijfstraffen uitgedeeld. Hoewel de vader debelangrijkste figuur in het gezin (of in ‘extended families’ de oudste man) is het devrouw die het gezin bestiert. De man is er in de eerste plaats voor externe contactenwaarbij diepgaande contacten met vreemdelingen zeldzaam zijn. Bij communicatieonderling wordt vaak gebruik gemaakt van standaard en traditionele uitdrukkingenen spreekwoorden waardoor er weinig beweging in de ontwikkeling van de groepzit. Tradities zijn belangrijk: zij verzekeren het voortbestaan van de groep.
Als men de ‘behoeftenpiramide‘ van Abraham Maslow (1908-1970) erbij haalt, valtop dat de F-culturen min of meer blijven steken in de eerste twee trappen van depiramide. Topbehoeften als ‘zelfrealisatie’ zijn specifiek voor G-culturen. Pintoheeft naar analogie van de piramide van Maslov en eigen piramide ontworpenspecifiek voor F-culturen, waarbij ‘eer’ de hoogste trap vormt.
TOEPASSINGEN: ROMA EN BOEREN GEMEENSCHAPPEN OP DE VELUWE
ROND 1900.
Vorige keer heb ik met het oog op hun patroonheilige, ‘Zwarte Sara’, de Roma tentonele gevoerd en ik zal het nog meer over dit volk hebben aangezien ze door hunzelfgekozen isolement een goudmijn vormen voor antropologen en sociologen en,wat mij betreft, omdat ze een interessante orale cultuur bezitten.
Roma zijn bijzonder conservatief ingesteld. De Roma bestaan uit vijf hoofdgroepen(waaronder de Sinti) die op hun beurt weer onderverdeeld zijn in kleinere groepenen clans. Het gezin als bolwerk speelt bij de Roma een centrale rol. De ouderegeneratie geniet respect en wordt onvoorwaardelijk gehoorzaamd. De gemeenschapis gebaseerd op verplichte solidariteit. Er zijn veel tradities en rituelen rondomgeboorte, huwelijk en overlijden. Meisjes worden veelal op jonge leeftijduitgehuwelijkt, waar soms een bruidsschat tegenover staat. Seks voor het huwelijk isten strengste verboden.
Conclusie: de Roma zijn een schoolvoorbeeld van een F-cultuur. Het is opvallend
dat veel Roma, zoals in Nederland, te midden van een G-cultuur wonen. Het is de
vraag hoelang de Roma in deze tijd van door de jongeren gehanteerde sociale mediahun strikte isolement nog kunnen blijven volhouden. Het zal voorts geen toeval zijndat de meeste Roma op de Balkan wonen. Zij zullen zich te midden van de andereF-culturen aldaar het meest thuis voelen en worden door de autochtone bewonersook het meest geaccepteerd en gerespecteerd.
Een ander voorbeeld van een F-cultuur is de boerenbevolking op de Veluwe rond devorige eeuwwisseling. Nederland was in die tijd al een land met een uitgesprokenG-cultuur, met name gelet op de ‘elitecultuur’, maar kende toentertijd nog diversegeïsoleerde gebieden zoals de Waddeneilanden en de Veluwe, afgezien van dedominee, de dokter en de notaris vooral bewoond door ‘eenvoudige lieden’ die teplaatsen zijn binnen het begrip ‘volkscultuur’. De nog steeds als ‘biblebelt’geclassificeerde Veluwe kent vanouds een streng gereformeerde religie, zoals hedenten dage beschreven door onder meer door Anne van der Meiden, Henk Vreekampen Fred van Lieburg. De kerk werd teruggebracht tot volksniveau: niet alleenkerkeraden en dominees maakten de dienst uit, maar ook zogenaamde ‘oefenaars’,theologische leken die in dunbevolkte gebieden de rol van de dominee overnamen.De inhoud van de kerkleer wordt naast een fundamentalistische interpretatie van debijbel bepaald door de ‘Drie Formulieren van Enigheid’: de HeidelbergseCatechismus (1563), de Nederlandse Geloofsbelijdenis (1561) en de DordtseLeerregels (1619). De kerk vormde (en vormt) zo het interpretatiekader van deboerenbevolking waaruit direct en indirect waarden als de centrale rol van het gezin,de vader als hoofd van het gezin, kuisheid, schaamtecultuur (tegenover debuitenwereld de schijn ophouden) hard werken en respect worden afgeleid. ‘Eer’ valthier buiten de plaatje aangezien alle eer God toekomt.
Tenslotte kan niet genoeg gezegd worden dat zuivere G- en F-culturen niet bestaan.Ze moeten altijd beschouwd worden tegen de achtergrond van hun geografische en historische plaats en relatie tot andere culturen.
Klik hier om uw eigen tekst toe te voegen